Deze legende gaat over de Geiten uit Poznan dit uit de klokkentoren van het Raadhuis komen. Dit gebeurt elke middag om twaalf uur en de twee geiten geven elkaar twaalf kopstoten. En hieronder vind je deze oude legende.
Poznań was lang geleden de grootste en mooiste stad van Groot-Polen. De mensen leefden goed en welvarend. De gemeenteraadsleden waren trots dat de stad zich zo ontwikkelde. Binnen een paar jaar werd een prachtig stadhuis gebouwd, de wegen werden gerenoveerd en de oevers van de Warta rivier werden versterkt.
Op een dag had de burgemeester van Poznań een idee om een klok op de toren van het stadhuis te laten maken en te plaatsen. De klok werd besteld bij een lokale vakman. En toen de datum van de plaatsing was vastgesteld, werd er een ceremonie en een weelderig feest georganiseerd in de herberg “Pod Gąską”. Vele prominente gasten uit de stad en omgeving waren uitgenodigd. Het belangrijkste gerecht was een heerlijk gebraden vlees, waarin de eigenaar van de herberg, de heer Gąska, zich specialiseerde.
Op de dag van de ceremonie verzamelde een menigte zich op het plein in Poznań. Iedereen was opgewonden door deze belangrijke gebeurtenis. Nieuwsgierig besloot meneer Gąska even naar buiten te gaan kijken en gaf één van zijn kokken genaamd Piotrek de opdracht om toezicht te houden op het vlees. Piotrek rende de hele ochtend heen en weer in de keuken en deed zijn uiterste best om zijn baas en zijn belangrijke gasten tevreden te stellen. Hij had niet eens tijd om te eten! Toen hij alleen was en even niet oplette, liet hij het vlees van het spit uitglijden! Het malse en lekkere vlees viel in de haard en een brandende geur verspreidde zich door de herberg. Gealarmeerd door de stank rende meneer Gąska de keuken in en zag dat het gebraden vlees eigenlijk niet meer te eten was.
‘Wat heb je gedaan? Wat zal ik nu aan de burgermeester geven? – riep hij. ‘Je moet onmiddellijk ander vlees bij de slager halen!’ Onderweg passeerde hij een bakkerij en een werkplaats die vanwege de festiviteiten gesloten waren. Bij de slager was het misschien hetzelfde, dacht hij, maar hij had geen andere keuze dan te gaan kijken. Toen hij langs het huis van een twistzieke weduwe liep, zag hij dat alle ramen open stonden, en hoorde dat er geruzied werd. Waarschijnlijk kregen de bedienden op hun kop dat zij niet goed hun huishoudelijke opdrachten hebben uitgevoerd. Voor het huis stonden twee mooie, sneeuwwitte geiten te grazen. Piotrek stopte en bekeek ze aandachtig.’Ik krijg waarschijnlijk toch niets bij de slager en deze geiten zien er best lekker uit, ‘zei hij tegen zichzelf, maakte toen de geiten los van de paal en leidde ze naar de herberg.
De diertjes gingen niet heel graag mee en de kok moest ze slepen. Toen hij eindelijk op het marktplein aankwam, was het ondraaglijk lawaaierig: luide muziek speelde en mensen lachten en schreeuwden vrolijk naar elkaar. De bange diertjes begonnen hard aan het touw te trekken totdat het touw uiteindelijk brak. Piotrek probeerde de geitjes te vangen, maar ze waren veel sneller dan hij. Ze renden toen de trap op naar de toren.
De weduwe achtervolgde de geitjes en de kleine dief. ‘Mijn geiten! Dief! Help!’, schreeuwde ze, maar niemand haastte zich om haar te helpen. Elke inwoner van Poznań had ruzie met haar. Daarom had iedereen genoeg van haar. Dus nu draaiden de mensen hun hoofd om of deden alsof ze niet wisten wat ze bedoelde of dat ze haar niet hoorden. Een paar minuten later was het middag en startte de burgemeester plechtig het mechanisme van de nieuwe klok. Toen er het geluid van twaalf uur klonk, wezen de mensen naar de klok want ze zagen twee twee speelse bokjes in de toren.
Op dat moment arriveerde de woiwode (een Slavische adelijke rang) in een rijk rijtuig en de gemeenteraadsleden haastten zich om hem te begroeten. Maar voordat iemand iets kon zeggen, schreeuwde de weduwe: ‘Een dief! Mijn geiten! Daar in de toren! ‘De dief in de toren?’, vroeg de woiwode, die niks verstond van het geschreeuw van de vrouw. Pas toen hij naar boven keek, begreep hij waar het allemaal om draaide. ‘De geitjes moeten worden teruggegeven en de dief moet worden gestraft. Wie heeft het gedaan?’, vroeg hij dreigend, zijn lach met moeite verbergend. ‘Dat was ik’, antwoordde Piotrek zachtjes. ‘Maar ik wilde echt niet…’
De woiwode was een goede man en toen hij zag dat Piotrek doodsbang was, liet hij hem het hele verhaal vertellen. ‘Je verdient een straf, jongen, maar omdat het vandaag een feestdag is, zal ik niet zo streng zijn’, zei hij. ‘Je gaat twee van zulke geitjes uithouwen, die ter herinnering aan deze gebeurtenis op de toren van het stadhuis worden geplaatst. Ik zal vanavond tevreden zijn met een bouillon en wat geroosterde kippenvlees. Ik denk dat heer Gąska dit kan opdienen.
Sindsdien verschijnen er om 12 uur ’s middags twee geitjes boven in de toren van het stadhuis van Poznań.