In onze hedendaagse samenleving staat het denken voorop. We denken eigenlijk de hele dag door, en zelf ’s nachts gaat dat soms nog door. Zoals Descartes zei “Cogito ergo sum” – ‘Ik denk dus ik ben. Hij wilde ermee uitdrukken dat hij het denken van de mens als uitgangspunt van alle wijsbegeerte stelde. Bovendien vond Descartes dat het doel van de mens is om na te denken over zijn bestaan.
Maar als je te veel nadenkt, kun je het gevaar lopen dat je te veel afstand bij jouw eigen ik en jouw gevoel creëert. Allerlei gedachten gaan door elkaar heen en je verliest het overzicht verliest, waar je prioriteiten liggen. ‘Van de hak op de tak springen’ is een mooie uitdrukking in het Nederlands. Dat is precies wat er zich in jouw hoofd afspeelt, nietwaar? Herken je dat misschien?
En wat heeft het wandelen met het denken te maken? Zoals een bekende filosoof, Friedrich Nietzsche zei:
Wij horen niet tot degenen die pas te midden van boeken, onder invloed van boeken tot gedachten komen – het is onze gewoonte om in de vrije natuur te denken, wandelend, springend, klimmend, dansend, liefst op eenzame bergen of dicht bij zee, waar zelfs de wegen tot nadenken stemmen.
Weten jullie dat Nietzsche een fervente wandelaar was? Vanwege zijn gezondheid verbleef hij graag in Silz Maria in Zwitserland. Daar wandelde hij elke dag in de bergen. Naar eigen zeggen heeft hij daar ook zijn beste teksten geschreven.
En zo heeft een andere filosoof Jean-Jacques Rousseau zijn leven lang in de prachtige natuur van Zwitserland en Frankrijk gewandeld. Daarbij heeft hij zijn overpeinzingen opgeschreven en uitgebracht in zijn laatste boek: ‘Overpeinzingen van een eenzame wandelaar’.
De lijst van filosofen die graag wandelden is veel langer… maar waarom heb ik besloten om meer te wandelen?
Ten eerste hebben we sinds drie maanden een nieuw familielid. Maak kennis met Fira.
Ik schreef al eerder over haar.
Ten tweede heb ik misschien, in deze tijden van corona en lockdowns, wel meer dan ooit behoefte aan ronddwalen in de natuur. Mijn hoofd laten leeg waaien terwijl mijn voeten mij verder brengen. Ik loop van de paden af en probeer het bos te leren kennen. Wat ben ik trots op mezelf als ik op een plek in het bos kom, die ik herken. Ik kijk naar de sporen van konijnen en herten in de sneeuw. En vooral luister ik naar de oorverdovende stilte. Het enige wat ik nodig heb is tijd.