In de speciale uitgave van National Geographic ‘Spionage in WO II’ las ik onlangs: ‘De Poolse verzetsman Jan Karski verzamelde materiaal voor een rapport dat de Poolse regering in ballingschap in 1942 presenteerde, waarna de geallieerden ‘de massale uitroeing van Joden’ (onder) door de nazi’s fel veroordeelden’. Niets is minder waar. Het bewijs is het boek van de Poolse koerier ‘Mijn bericht aan de wereld’.
Jan Romuald Kozielewski is de echte naam van deze Poolse held. Hij werd geboren in 1914 in de Poolse stad Łódź. Hij groeide op in een katholiek gezin als de jongste van acht kinderen. Hij studeerde aan de Universiteit van Lviv en bracht een jaar door op de cadettenschool van de tijdende artillerie door. Vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog begon hij zijn diplomatieke carrière bij het Ministerie van de Buitenlandse Zaken.
Nadat de Russen de oostelijke gebieden van Polen op 17 september 1939 waren binnengekomen, bevond Karski zich samen met duizenden Poolse officieren in het Sovjetgevangenschap. Dankzij gelukkige combinatie van omstandigheden en zijn vindingrijkheid slaagde hij erin om te ontsnappen, terwijl de rest van zijn kameraden in 1940 in Katyń brutaal werden vermoord.
Na het bereiken van Warschau raakte Karski betrokken bij de verzetsbeweging en werd koerier van de Poolse ondergrondse staat. Hij was meerdere keren door Europa gereisd met geheime instructies en bevelen. Tijdens zijn derde missie werd hij gearresteerd en gemarteld door de Gestapo. Hij probeerde toen zelfmoord te plegen. Dankzij de militaire actie van de soldaten van het thuisleger (in het Pools Armia Krajowa – AK) werd hij bevrijd. Daarna zette hij zijn ondergrondse activiteit voort.
Om het bewijs over de exterminatie van de Joodse bevolking in Polen te verzamelen heeft Karski twee keer het ghetto in Warschau ‘bezocht’. Dit deed hij op verzoek van de Joodse ondergrondse activisten die buiten het ghetto verbleven waaronder Leon Feiner van de Bund. Dezelfde organisatie heeft ook zijn bezoek aan het vernietigingskamp voorbereid. Dit kamp bevond zich ten oosten van Warschau. Zijn bezoek werd gepland op een dag dat er in het kamp liquidaties zouden plaatsvinden. Deze informatie werd verkregen via de Estse, Letse en Oekraïense kampbewakers, die daar onder het toezicht van de Duitse soldaten werkten. Hij kreeg een uniform van een Oekraïense kampbewaker die deze dag thuis zou blijven. Karski heeft ook zijn officiële documenten gebruikt om het kamp binnen te komen.
Hij kreeg de mogelijkheid om zijn rapport aan de volgende politici te brengen: Wladyslaw Raczkiewicz – de Poolse president in ballingschap en ook andere leden van de Poolse regering in Londen, Anthony Eden, Arthur Greenwood, Lord Selborne, Lord Cranborne, minister van Handel Hugh Dalton, Ellen Wilkinson, de Britse ambassadeur Anthony Drexel Biddle, de staatssecretaris voor Buitenlandse Zaken Richard Law. Hij verscheen ook voor de commissie van Oorlogsmisdaden van de Verenigde Naties. Vervolgens reisde hij naar de VS waar hij andere mensen ontmoette en zijn verslag deed: op het ministerie van Justitie Francis Biddle, op het ministerie van Buitenlandse Zaken Adolf Berle, bij het Hooggerechtshof Felix Frankfurter. En last but not least sprak hij met de president van de VS Franklin D. Roosevelt.
Hij was uitzonderlijk goed geïnformeerd over Polen en wilde nog meer weten. Zijn vragen waren gericht en precies en hadden betrekking op belangrijke punten. (…) Ook interesseerde hij zich voor de organisatiestructuur van de ondergrondse en de verliezen die de Poolse natie had geleden. Hij wilde van me weten hoe het kwam dat Polen het enige land zonder verraders of collaborateurs was.
Na de oorlog heeft hij zijn verhaal in het boek ‘Mijn bericht aan de wereld’ opgeschreven. Hij heeft ook taalloze interviews gegeven. Eén ding is duidelijk: de geallieerden deden niks met zijn rapport en/of ze geloofden hem niet.
Wat ik vooral problematisch vind aan de verspreiding van informatie door NG is de genuanceerde manier om historische feiten te veranderen. De geallieerden hebben de exterminatie van de Joden veroordeeld maar pas na de oorlog.