Het einde van de Eerste Wereldoorlog en de Veertien Punten van de president Wilson resulteerden in de onafhankelijkheid van Polen na de 123 jaar lang durende Poolse Delingen. De Poolse grenzen waren echter nog niet definitief vastgesteld. Hierom zou de strijd nog een paar jaar duren – de langste en moeilijkste was de strijd om de oostgrens.
Voor de bolsjewieken moesten ‘Kresy‘ – de grenslanden – en Polen een brug vormen waardoor de communistische revolutie de landen van West-Europa zou bereiken. De bezetting van het gebied ten westen van de rivier Boeg maakte het mogelijk niet alleen om de marxistische expansie voort te zetten, maar ook om de natiestaten op te heffen en een communistische gemeenschap op te richten. De dictatuur van bolsjewieken was bewust gericht op de ondermijning van religie, privébezit, sociale klassen en burgerlijke vrijheid. Daarom was dit gevecht voor Polen zo belangrijk. De Polen wilden (en willen nog steeds) een samenleving opbouwen, die gebaseerd is op vrijheid, privébezit en patriottisme.
De Pools-Russische oorlog 1919-1921 was het gevolg.
Het Poolse staatshoofd Józef Piłsudski was van mening dat de meest gunstige situatie voor Polen was om de grenzen zo ver mogelijk naar het oosten op te schuiven, over Oekraïne heen, gevolgd door het stichten van een federatie van soevereine natiestaten, het zogenaamde Intermarium. Het strategische doel van het Intermarium was niet alleen om het etnische Polen van Rusland gescheiden te houden maar ook om de territoriale expansie van de Sovjet-Unie naar het Westen te voorkomen. Bovendien zag Piłsudski het Intermarium als een tegenwicht voor de expansie van Rusland en Duitsland, omdat Polen alleen te zwak was om weerstand te bieden.
De plannen van Piłsudski mislukten vanwege verschillende militaire en politieke redenen.
Ten eerste begon het grote offensief van het Rode Leger dat de volgende Poolse verdedigingslinies brak: op 7 juli Beresino, op 14 juli Vilnius, op 23 juli Grodno. Na deze overwinningen gaf Michail Toechatsjevski opdracht tot de bezetting van Warschau. De militaire voortgang van de bolsjewieken veroorzaakte een groeiende kritiek op Józef Piłsudski. Zowel binnenlands als buitenlands.
Tijdens de conferentie in Spa (België) op 10 juli voerde de Poolse premier Władysław Grabski gesprekken met de vertegenwoordigers van de Entente, die Polen dwongen de Curzonljn te accepteren en de onderhandelingen met de bolsjewieken te starten. Naar Polen werd een militaire missie gestuurd om de deze plannen te bewerkstelligen.
Daarnaast arriveerde het Poolse Revolutionaire Interimcomité op 30 juli in Białystok, wiens taak was om de macht te grijpen in de gebieden die door het Rode Leger van de Poolse bourgeois waren ‘bevrijd’. Dit comité werd onder meer samengesteld uit Julian Marchlewski, Feliks Dzerzhinsky, Feliks Kon.
In augustus 1920 boekte de Poolse strijdkrachten een beslissende overwinning in de Slag bij Warschau. Op 18 maart 1921 werd de Vrede van Riga getekend waarmee een einde kwam aan deze oorlog.
Voor de politieke plannen van de bolsjewieken was de verovering van Polen een noodzakelijke stap op weg naar het eigenlijke doel, namelijk de communistische revolutie in Duitsland en in andere landen van West-Europa. Als Warschau zou vallen, zou de Poolse Sovjetrepubliek een feit zijn.
Deze overwinning verhinderde de verspreiding van het bolsjewisme niet alleen in Polen maar ook in Europa.